Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet milieubeheer

 

Artikel 15.34
1
Voor zover kosten zijn gemaakt in verband met de verlening van schadevergoeding krachtens artikel 15.20, eerste lid, onder a , of artikel 15.21, eerste lid, onder a , vanwege het van toepassing worden van bepalingen van een provinciale milieuverordening als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onder a , kunnen provinciale staten ter bestrijding van die kosten een heffing instellen ter zake van het onttrekken van grondwater.
2
De heffing wordt geheven van houders van inrichtingen, bestemd tot het onttrekken van grondwater, daaronder niet begrepen inrichtingen welke uitsluitend dienen tot het regelen van de vrije grondwaterspiegel of van de stijghoogte van het grondwater.
3
In de verordening tot instelling van de heffing kan worden bepaald dat de heffing wordt geheven van houders van inrichtingen als bedoeld in het tweede lid in één of meer beschermingsgebieden als bedoeld in hoofdstuk VI, paragraaf 2, van de Wet bodembescherming, dan wel van houders van zodanige inrichtingen in de gehele provincie.
4
Als grondslag voor de heffing geldt de onttrokken hoeveelheid water.
5
Tot het instellen van een heffing wordt overgegaan binnen een jaar nadat de beschikking waarbij de in het eerste lid bedoelde schadevergoeding is verleend, ingevolge artikel 20.3 in werking is getreden.
6
De heffing wordt jaarlijks geheven gedurende een termijn van ten hoogste tien jaren. In de verordening tot instelling van de heffing kan worden bepaald dat de heffing op verzoek van de heffingplichtige voor de ten tijde van de indiening van het verzoek nog niet aangevangen jaren waarover de heffing wordt geheven, ineens kan worden voldaan volgens een in de verordening op te nemen regeling.
7
Hoofdstuk XV van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •